top of page

Historie

frederikkeizer1.jpg

De valkerij is de kunst van het vliegen met roofvogels op prooi in een natuurlijke omgeving.

De oorsprong van de valkerij ligt waarschijnlijk  in centraal Azië en werd daar al 3000 jaar geleden beoefend. De valkerij heeft zich sindsdien naar alle windstreken verspreid en bereikte aan het begin van de middeleeuwen Europa..

Het Brabantse platteland, gelegen op de trekroute van de slechtvalk, heeft in de tiende en elfde eeuw kunnen profiteren van de vraag naar jachtvogels. Met als  Arendonk het centrum hebben de bewoners een gespecialiseerde vangtechniek ontwikkeld. Deze pioniers vingen talrijke vogels, maakten ze tam( zeeg),  richtten ze af( treinen ) voor de vlucht en dreven hiermee handel. (bron Vorstelijke vliegers en Valkenswaardse valkeniers van dr J.M.P. van Oorschot)

 

De jacht met afgerichte vogels is een ambacht dat van vader op zoon werd overgedragen. Volgens sommigen is het kasteel de Valkhof bij Nijmegen vernoemd naar deze sport door Lodewijk de Vrome, de zoon van Karel de Grote, in de negende eeuw. De bouwer van het Valkhof is Frederik I van Barbarossa geweest en  zijn aldaar geboren zoon Hendrik de VI  waren de eerste keizers waarvan we met zekerheid weten dat zij zich intensief met de valkerij bezig hielden. Barbarossa s kleinzoon  Keizer Frederik II van Hohenstaufen. (1194-1250)  ontwikkelde zich tot de ultieme valkenier.

Hij beschrijft in zijn boek  ‘De arte venandi cum avibus’ (Over de kunst van het jagen met vogels)  de fysiologie en de gedragingen van vele tientallen vogels. Het is het eerst boek dat de basis vormt voor de moderne ornithologie

.

 

In die tijd was het jagen met roofvogels vooral een aangelegenheid van de grote hoven in Europa zoals Frankrijk, Oostenrijk en Duitsland, het gold voornamelijk als vermaak. De valkenier was degene die voor de vogels zorgde en ze africhtte.  Eerst werden de roofvogels vooral geïmporteerd vanuit de Scandinavische landen, maar al in het midden van de twaalfde eeuw zijn in heel Nederland vangplaatsen geweest maar hebben de Brabanders (in Nederlands en Belgisch Brabant) technieken bedacht om slechtvalken tijdens de trek te vangen. De migratie van de slechtvalken liep  over de zuidelijke Nederlanden. Na het invangen van de slechtvalken werden ze afgericht  en verkocht aan de Europese hoven.

Veel Brabantse valkeniers werden vanwege hun kennis en kunde geworven om aan de hoven te werken en te verblijven om de jacht te begeleiden.

Op deze manier zijn hele families van Nederlandse afkomst in allerlei Europese landen ontstaan. Soms is dat nog aan de verbasterde Nederlandse achternaam te zien.

Het jagen, op wat voor manier dan ook voorbehouden aan de adel. Maar het invangen

van de roofvogels was een traditie die van vader op zoon werd overgebracht. In de omgeving van Valkenswaard was men uiterst kundig in het invangen van de vogels.

 

Valkerij en sigarenmuseum

Het zijn de Brabanders zelf die deze historie zo waardevol vonden dat 25 jaar geleden het Valkerij en Sigarenmakerij museum werd op gericht. Het Museum bestaat uit twee collecties.

Het Valkerij Museum geeft een beeld van de valkerij in de periode 1650 tot en met 1850, een periode waarin koningen en hoge adel hun gasten vermaakten met het "vederspel".
Het Sigarenmakerij Museum geeft een beeld van de ontwikkeling van de sigarenmakerij in Valkenswaard vanaf 1865 tot de neergang. http://www.vsmm.nl/

 

Het laatste hoogte punt van de Nederlandse valkerij is de reigerjacht op het Loo (1839-1855) Na de opheffing van de  Loo Hawkingclub was dat tevens het einde van de beroepsvalkerij in Nederland. Nog enige tijd wisten de valkeniers het hoofd boven water te houden met de vangst van valken en het maken van fournituren maar in 1935 overleed de laatste valkenvanger van de oude stempel Karel Mollen, de zoon van Adriaan Mollen hoofdvalkenier van het Loo.

bottom of page